1. U bid ik aan, o macht der liefde,
die zich in Jezus openbaart.
God zocht ook mij, hoezeer 'k Hem griefde;
voor mij ook kwam zijn Zoon op aard.
'k Vergeet mijzelf, waar 'k in de golven
van zulk een liefde word bedolven.
2. Hoe zijt Gij mij zo zeer genegen
en hoe verlangt uw hart naar mij?
Gij komt mij met uw liefde tegen,
opdat ook ik de uwe zij.
Gij, trouwe Heer, hebt mij verkoren:
U wil ik eeuwig toebehoren.
3. U wil ik zoeken, U mij geven;
bij U slechts vind ik lafenis.
In U alleen heb ik het leven
en niet in 't geen van de aarde is.
Bij U is rust, bij U verblijden;
U, Heer, U wil mijn hart zich wijden. |
|