12 Bevrijd ons, Heer,

vorige pagina
[1]
Bevrijd ons, Heer,
want niemand is gebleven
die trouw aan U zijn levenstaak vervult.
Die zich op U verlieten, zijn verdwenen;
in leugens hebben mensen zich gehuld.
[2]
Laat toch, o Heer,
die gladde praters zwijgen,
snoer hen de mond,
belet hun grootspraak, Heer.
Zij zeggen: "Onze tong is een sterk wapen,
wie durft ons aan,
heeft tegen ons verweer?"
[3]
God kondigt aan:
"Ten gunste van de armen,
grijp Ik nu in, zij worden onderdrukt.
Ik hoor hen klagen, Ik breng de bevrijding
waar ze naar uitzien, want ze zijn verdrukt".
[4]
Op wat de Heer zegt,
kun je steeds vertrouwen,
zijn woorden zijn van grote zuiverheid.
Zoals het zilver, door het vuur gelouterd,
zo is zijn woord tot in der eeuwigheid.
[5]
Bescherm ons, Heer
en neem ons in uw hoede,
bewaar ons altijd tegen dit geslacht.
Veel mensen willen niets meer van U weten,
zij hebben overal het kwaad gebracht.