[1]
Ontwaak, gemeente, richt uw oog,
uw lofzang hemelwaarts;
ontwaak, Gods eerkroon wacht omhoog,
scheur los uw hart van d' aard',
scheur los uw hart van d' aard'.
[2]
Als door 't gebergt' de woudstroom spoedt
met altijd sneller loop,
zo nadert ijlings onze voet,
Ook d' eindpaal onzer hoop.
Ook d? eindpaal onzer hoop
[3]
Onzeker, weinig uren licht,
en 's Heren engel wenkt;
en 't heilsoord rijst voor ons gezicht,
eeuwig ruste schenkt.
Eeuwig ruste schenkt.
[4]
Spoedt jaren, dagen: Gods gemeent'
is zich haar heil bewust;
in Christus met haar God hereend,
beidt zij Gods sabbatsrust.
Beidt zij Gods sabbatsrust. |
|