129 Hoe zij ook tegenwerkten

vorige pagina
[1]
Hoe zij ook tegenwerkten,
ons tegen wilden staan,
wat wij van jongs af merkten,
o, Gods volk, zeg het aan:
Zij konden het niet winnen
hoe hard men ons ook sloeg.
Ze ketenden met pinnen,
maar God vond het genoeg!
[2]
De Heer verbrak de banden,
Hij zette alles recht.
De goddeloze handen
verloren het gevecht.
De vijanden van Sion
komen bedrogen uit.
Zij missen dan hun krachtbron.
De Heer heeft hen gestuit.
[3]
Als gras op dorre daken
verdwijnen zij zeer snel.
Geen bundel kan men maken
en niemand roept: 't gaat wel.
De mens die aan hen langs gaat
schenkt hen geen zegenwoord.
Gods zegen die voorbijgaat
wordt door hen niet gehoord.