[1]
Nader tot U, o Heer, nader tot U;
drukt mij de zorg ter neer,
ik kom bij U.
In al mijn pijn en smart
wens ik met heel mijn hart
dichter bij U te zijn, nader tot U.
[2]
Is 't wel eens nacht voor mij,
weet ik geen raad,
wordt 't duister om mij heen,
ik vrees geen kwaad.
Hoe bang het mij ook zij,
Gij zegt: "Vertrouw op mij";
dus ook door tegenspoed: nader tot U.
[3]
Wordt soms de zondelust wakker in mij,
Uw woord: "Ik overwon"
brengt m' aan Uw zij.
Hoe ook de satan tart,
'k klem m' aan Uw liefdehart,
steeds dichter bij U, Heer; nader tot U.
[4]
Weldra is 't einde daar van d' aardse strijd.
Wat ook mijn deel hier zij,
voor korte tijd,
Gij, Heer, hebt mij bereid
eeuwige zaligheid;
nader, mijn God tot U ......
eeuwig met U. |
|