[1]
O land, waar mijn Heiland in hemelse pracht
als Koning Zijn dienaars tot heerlijkheid wacht:
hoe zalig zal 't wezen te zingen mijn lied
in 't koor der verlosten, dat hulde Hem biedt.
[chorus]
Land van vreed' en licht,
op u is mijn oog en mijn harte gericht.
[2]
Tehuis der verlosten, de haven der rust,
waar 't eind is der worst'ling met wereldse lust;
geen lijden of smarte wordt daar meer gedoogd,
uw God heeft er zelve hun tranen gedroogd.
[chorus]
Land van vreed' en licht,
op u is mijn oog en mijn harte gericht.
[3]
Daarheen ging, gemeente, uw Koning vooruit;
uw Bruigom, Die haast u ontvangt als Zijn bruid.
Hij wacht u in liefde: komaan dan, gewaakt,
en stoorloos genieten wordt door u gesmaakt.
[chorus]
Land van vreed' en licht,
op u is mijn oog en mijn harte gericht.
[4]
Heb dank, o mijn Heiland, Die mij ook bereidt
een eerplaats in 't huis, waar Uw liefde mij beidt.
Hebt gij Uw beloften gestaafd met Uw bloed,
ik steun op Uw heilswoord met vrolijke moed.
[chorus]
Heer, Gij mijn sterkte en licht,
met U is mijn tocht naar de Godsstad gericht |
|