[1]
"Vrees niet, Ik ben met u",
dat heeft Jezus beloofd.
Zijt g' ook eenzaam, verlaten,
werd u 't al ontroofd?
Dit zal u vertroosten,
sterken in de strijd;
nooit zal Hij u verlaten,
Hij is met u t' allen tijd.
[chorus]
Neen, nimmer alleen,
neen, nimmer alleen;
Hij zal u nimmer verlaten.
nimmer laat Hij u alleen.
Neen, nimmer alleen,
neen, nimmer alleen;
Hij zal u nimmer verlaten.
nimmer laat Hij u alleen.
[2]
Rozen zij verwelken,
leliën, zij vergaan.
Wat op aarde schittert,
ach 't blijft niet bestaan.
Jezus, Roos van Saron,
bloeit in eeuwigheid;
wat op aard verdwijne,
Hij is met u t' allen tijd.
[chorus]
Neen, nimmer alleen,
neen, nimmer alleen;
Hij zal u nimmer verlaten.
nimmer laat Hij u alleen.
Neen, nimmer alleen,
neen, nimmer alleen;
Hij zal u nimmer verlaten.
nimmer laat Hij u alleen.
[3]
Wat u ook bedreige,
welk gevaar u wacht,
hoe de storm moôg' loeien,
vrees geen donk're nacht.
Zaligheid en vrede,
rust en veiligheid
geeft u Zijn belofte:
"Ik ben met u t' allen tijd".
[chorus]
Neen, nimmer alleen,
neen, nimmer alleen;
Hij zal u nimmer verlaten.
nimmer laat Hij u alleen.
Neen, nimmer alleen,
neen, nimmer alleen;
Hij zal u nimmer verlaten.
nimmer laat Hij u alleen |
|