290 Ver boven alle sterren

vorige pagina
[1]
Ver boven alle sterren,
daar is Gods Vaderhuis.
Daar klinkt in alle zalen
der eng'len harpgeruis.
Daar springen de fonteinen
in Edens nieuwe hof
en zingen alle zaal'gen
hun psalmen tot Gods lof.
[2]
Daar zijn de paarlen poorten
en straten van fijn goud.
Daar bloeit een eeuw'ge
lente en jeugd, die nooit veroudt.
Daar waaieren Gods palmen
en blinkt het eeuwig licht.
Daar glanst de zaal'ge vreugde
op ieders aangezicht.
[3]
Ver boven alle sterren
staat Gods geducht paleis
en 't wacht ons aan het einde
van onze aardse reis.
Daar is geen leed, geen moeite,
geen ziekte, geen verdriet.
Daar is het eeuwig vrede
en zegt God: "Kind, geniet!"
[4]
Naar 't huis boven de sterren
gaat mijn verlangen uit.
Nog zijn wij in de moeite,
maar toch zijn wij Gods bruid.
Eens zal Zijn kerk daarboven
vergaderd zijn in 't licht
en zal mijn stem Hem loven,
als 't feest wordt aangericht.