[1]
Here onze God en Vader,
O hoe heerlijk is Uw naam,
heel Uw schepping, gans de aarde
looft en prijst U altezaam.
Leer ons knielen voor Uw grootheid,
maak ons dankbaar, keer op keer.
Alles wat wij niet verdienen,
krijgen w' uit Uw hand steeds weer.
[2]
Kijk ik, Heer, naar wat U maakte,
naar de sterren en de maan,
wie ben ik dan toch, o Here,
dat U met mij bent begaan.
Toch hebt Gij de mens, o Here,
bijna Goddelijk gemaakt.
Heer, ik dank U, dat Uw liefde
nu ook mij heeft aangeraakt.
[3]
Laat ons met Uw schepping leven,
die zo zuiver is en goed,
dat wij al het goede geven,
zoals Uw natuur dat doet.
Leer ons knielen voor Uw grootheid,
maak ons dankbaar, keer op keer.
Alles wat wij niet verdienen,
krijgen w' uit Uw hand steeds weer. |
|