[1]
Mijn ziel verlangt naar U;
Heer Jezus, red mij nu
uit al mijn nood.
Ik wil niet langer gaan
op ijd'le zondenpaân:
'k vat Uwe hand voortaan,
die Gij mij bood.
[chorus]
Aan U mij toevertrouwend,
geef ik U geheel mijn hart;
op Uw belofte bouwend,
rust mijn ziel van smart.
[2]
Lang heb ik U weerstaan;
door eigen gang te gaan,
was 'k bijna dood.
Maar Uwe liefde, Heer,
zocht mij weer ied're keer;
'k leg mij nu voor U neer,
red m' uit de nood.
[chorus]
Aan U mij toevertrouwend,
geef ik U geheel mijn hart;
op Uw belofte bouwend,
rust mijn ziel van smart.
[3]
Ja, Heer, ik neem het aan,
Gij laat geen zondaar staan,
't hart heeft nu rust.
Jezus, Gij zijt mijn Heer,
'k leef voortaan tot Uw eer;
woon in mij daag'lijks meer,
mijn vreugde en lust.
[chorus]
Aan U mij toevertrouwend,
geef ik U geheel mijn hart;
op Uw belofte bouwend,
rust mijn ziel van smart |
|