326 Schoon als de hof was van Eden

vorige pagina
[1]
Schoon als de hof was van Eden,
pas uit des Makers hand,
zó zal de wildernis bloeien,
spreidend haar geur door 't land.
[chorus]
Kom, o gij dag aller dagen,
lang door Gods volk verbeid;
hoe dikwerf te midden der moeiten
hijg ik naar Uw zaligheid.
[2]
Kreupelen zullen dan springen,
doven weer spraak verstaan;
blinden de lichtglans aanschouwen,
blijde in 's Heren daân.
[chorus]
Kom, o gij dag aller dagen,
lang door Gods volk verbeid;
hoe dikwerf te midden der moeiten
hijg ik naar Uw zaligheid.
[3]
Dan zal de tonge des stommen
zingen een jubellied;
allen hun danktoon doen horen,
ere zij Gods gebied.
[chorus]
Kom, o gij dag aller dagen,
lang door Gods volk verbeid;
hoe dikwerf te midden der moeiten
hijg ik naar Uw zaligheid