[1]
Waarom schuilt gij niet bij Jezus,
o zondaar, verloren en blind?
Waarom keert ge niet weer tot de Vader,
Die smacht naar Zijn roekeloos kind?
Waarom voedt g' u met draf dan nog langer,
bekleedt slechts een zwijnhoederspost?
Gij hoort toch, hoe Jezus u nodigt:
"Bekeer u en gij zijt verlost."
[chorus]
Schuil dichter, ja dichterbij Jezus,
de weg is zo duid'lijk vermeld;
o, raak door 't geloof slechts Zijn kleed aan
en gij zijt terstond weer hersteld.
[2]
Waarom schuilt gij niet dichter bij Jezus,
o Christen? Versta toch uw plicht,
moet een Koningskind niet altijd wand'len
als Jezus in 't hemelse licht?
Schoon de satan u somtijds nog aanvalt,
't geloof nu en dan wel eens daalt:
o, schuil dan opnieuw aan Zijn boezem,
door Hem wordt verwinning behaald.
[chorus]
Schuil dichter, ja dichterbij Jezus,
de weg is zo duid'lijk vermeld;
o, raak door 't geloof slechts Zijn kleed aan
en gij zijt terstond weer hersteld.
[3]
Waarom schuilt gij niet dichterbij Jezus?
Zijn hulp heeft nog nimmer gefaald;
ook voor al onze krankheên en smarten
heeft Hij aan het kruishout betaald,
ook als Heelmeester is Hij Dezelfde,
Zijn hand strekt zich uit u ten baat;
geloof vrij, uw volle genezing
volgt dan, als g' op Hem u verlaat.
[chorus]
Schuil dichter, ja dichterbij Jezus,
de weg is zo duid'lijk vermeld;
o, raak door 't geloof slechts Zijn kleed aan
en gij zijt terstond weer hersteld |
|