350 De grote Schepper aller dingen

Ps. 33: 7, 10, 1, 2

vorige pagina
[1]
De grote Schepper aller dingen
ziet uit het ongenaakbaar licht
het gans gedrag der stervelingen.
Niets is bedekt voor Zijn gezicht.
Uit Zijn vaste woning,
daar Hij heerst als Koning,
daar Zijn lof Zijn eer
klinkt door alle bogen,
zien Zijn godd'lijk' ogen
op al 't mensdom neer.
[2]
Zijn machtig' arm beschermt de vromen
en redt hun zielen van de dood.
Hij zal hen nimmer om doen komen
in dure tijd en hongersnood.
In de grootste smarten
blijven onze harten
in de Heer gerust.
'k Zal Hem nooit vergeten,
Hem mijn Helper heten,
al mijn hoop en lust.
[3]
Zingt vrolijk, heft de stem naar boven,
rechtvaardigen, verheft den Heer
Het past oprechten God te loven,
zingt Zijne grote naam ter eer!
Prijst Hem in uw psalmen
met de schoonste galmen,
roept Zijn weldaân uit!
Laat de keel zich paren
met de klank der snaren,
looft Hem met de luit!
[4]
Roemt nu met nieuwe lofgezangen
de nieuwe blijken van Zijn gunst!
Het speeltuig moet die toon vervangen,
heft vrolijk aan, wijdt Hem uw kunst.
Alles moet Hem eren,
want het Woord des Heren,
't richtsnoer zijner daân,
is volmaakt rechtvaardig,
al onz' achting waardig:
eeuwig zal 't bestaan!