352 Dat Israel nu zegge, blij van geest

Ps. 124: 1-4

vorige pagina
[1]
Dat Israƫl nu zegge, blij van geest:
"Indien de Heer, die bij ons is geweest,
indien de Heer, die ons heeft bijgestaan,
toen 's vijands heir en aanval werd gevreesd.
niet had gered, wij waren lang vergaan."
[2]
Dan hadden zij ons levendig vernield:
hun hete toom had ons gewis ontzield,
bedolven in een diepe jammervloed:
dan had een stroom, die niemand tegenhield.
ons gans versmoord, had God het niet verhoed.
[3]
Dan had geen mens naar onze klacht gehoord,
dan had een zee van rampen ons versmoord.
Geloofd zij dies de Heer, die redt van 't graf,
die ons, schoon wreed vervolgd van oord tot oord,
tot ene roof niet in hun tanden gaf.
[4]
W' ontkwamen haast des vogelvangers net,
de loze strik, tot ons bederf gezet:
de strik brak los en wij zijn vrij geraakt.
De Heer is ons tot hulp op ons gebed,
die God, die aard, en hemel heeft gemaakt.