[1]
O Heer, de Koning is verheugd
om Uw geducht vermogen;
Uw heil zweeft Hem voor d' ogen;
en met wat blijde zielevreugd
zal Hij door al Uw daân
verrukt ten reie gaan!
[2]
Hoe groot en schitt'rend is Zijn eer.
door 't heil aan Hem bewezen!
Hoe is Zijn roem gerezen!
O alvermogend Opperheer,
wat glans, wat majesteit
hebt Gij die Vorst bereid!
[3]
Verhoog, o Heer, Uw naam en kracht:
zo zal ons vrolijk zingen
door lucht en wolken dringen:
zo wordt Uw heerschappij en macht
door ons nog eeuwenlang,
geloofd met psalmenzang. |
|