[1]
Geduchte God, hoor mijn gebeden,
strijd voor mijn recht en maak mij vrij
van hen, die vol arglistigheden
gerechtigheid en trouw vertreden,
opdat mijn ziel Uw naam belij'
en U geheiligd zij.
[2]
Mijn God, ik steun op Uw vermogen,
Gij zijt de sterkte van mijn hart.
Waarom verstoot Gij m' uit Uw ogen,
waarom ga ik terneergebogen,
door 's vijands wreed geweld benard,
gestaag in 't aak'lig zwart?
[3]
Zend, Heer, Uw licht en waarheid neder
en breng mij, door die glans geleid,
tot Uw gewijde tente weder,
dan klimt mijn bange ziel gereder
ten berge van Uw heiligheid,
waar mij Uw gunst verbeidt.
[4]
Dan ga ik op tot Gods altaren,
tot God, mijn God, de bron van vreugd;
dan zal ik juichend stem en snaren
ten roem van Zijne goedheid paren,
die na kortstondig ongeneugt
mij eindeloos verheugt.
[5]
Mijn ziel, hoe treurt ge dus verslagen,
wat zijt g' onrustig in uw lot?
Berust in 's Heren welbehagen;
Hij doet welhaast uw heilzon dagen.
Uw hoop herleev' naar Zijn gebod:
mijn redder is mijn God. |
|