373 'k Zal met mijn ganse hart Uw eer vermelden, Heer

Ps. 138: 1-4

vorige pagina
[1]
'k Zal met mijn ganse hart Uw eer
Vermelden, Heer; U dank bewijzen;
'k Zal U in 't midden van de goôn,
Op hoge toon, met psalmen prijzen.
Ik zal mij buigen op Uw eis,
Naar Uw paleis, het hof der hoven,
En, om Uw gunst en waarheid saam,
Uw grote naam, eerbiedig loven.
[2]
Door al Uw deugden aangespoord,
hebt Gij Uw woord en trouw verheven.
Gij hebt mijn ziel op haar gebed
verhoord, gered, haar kracht gegeven.
Al 's aardrijks vorsten zullen, Heer,
Uw lof en eer alom doen horen,
wanneer de rede van Uw mond
op 't wereldrond hun klinkt in d' oren.
[3]
Dan zingen zij, in God verblijd,
Aan Hem gewijd, van 's Heren wegen;
Want groot is 's Heren heerlijkheid,
Zijn Majesteit, ten top gestegen,
Hij slaat toch, schoon oneindig hoog,
Op hen het oog, die need'rig knielen;
Maar ziet van ver met gramschap aan
De ijd'le waan der trotse zielen.
[4]
Als ik, omringd door tegenspoed,
Bezwijken moet, schenkt Gij mij leven,
Is 't dat mijns vijands gramschap brandt,
Uw rechterhand, zal redding geven,
De Heer is zo getrouw als sterk:
Hij zal Zijn werk, voor mij volenden.
Verlaat niet, wat Uw hand begon,
O Levensbron! Wil bijstand zenden.