403 Eens stond ik verzonken in diep gepeins

vorige pagina
[1]
Eens stond ik verzonken in diep gepeins
aan de kust van de blauwe zee.
Toen rees mijn ogen het lief'lijk beeld
van de Vreemd'ling van Galilee.
Ik zag, hoe het volk zich om Hem verdrong,
wijl Hij wonderen deed met kracht,
de blinden en lammen genas terstond
door 't Woord Zijner liefdemacht.
[chorus]
Daarom prijs ik Zijn liefde voor immer,
een liefde zo wijd als de zee.
'k Aanbid U, o hemelse Koning,
Gij, Vreemd'ling van Galilee.
[2]
Toen 'k hulpeloos vlood tot die sterke Vriend,
Die kan redden van zorg en wee,
omstraalde de tedere liefde mij
van de Vreemd'ling van Galilee.
Zijn vriend'lijke blik rustte zacht op mij,
toen ik weende in bittere smart.
Hij richtte mij op uit het zondeslijk
en vertroostte mijn moede hart.
[chorus]
Daarom prijs ik Zijn liefde voor immer,
een liefde zo wijd als de zee.
'k Aanbid U, o hemelse Koning,
Gij, Vreemd'ling van Galilee.
[3]
O, vlucht tot uw Heiland met al uw zorg,
immer hoort Hij uw zwakke bee.
Bij Hem is steeds uitkomst in elke nood,
bij de Vreemd'ling van Galilee.
O, kniel aan Zijn voeten met al uw schuld
en snik uit al uw hartewee.
Geen mens kan u troosten zo mild en zacht
als de Vreemd'ling van Galilee.
[chorus]
Daarom prijs ik Zijn liefde voor immer,
een liefde zo wijd als de zee.
'k Aanbid U, o hemelse Koning,
Gij, Vreemd'ling van Galilee