[1]
't Oude jaar is heengegaan,
de kring des tijds verslonden;
vriend, hoe is het u gegaan,
leeft gij nog in d' oude zonden?
Of zijt gij door Jezus' bloed
reeds vernieuwd in uw gemoed?
[2]
Jaren snellen immer voort,
Jezus blijft nog altijd noden;
hebt gij reeds Zijn stem gehoord,
Hem uw harte aangeboden?
Haast u dan, eer 't is te laat;
ook uw levensjaar vergaat.
[3]
Hij, wiens hart zich toebereidt,
dankt God voor de vlucht der jaren,
daar hij steeds de Heer verbeidt,
Die Zijn volk straks zal vergâren.
't Jubeljaar komt dichterbij:
prijs de Heer! Dan zijn wij vrij. |
|