[1]
De dag van vertroosting
komt haastig nabij.
De God van verlossing
blijkt heerlijk gastvrij.
Hij nodigt ons, mensen,
te komen met spoed,
want ons wachten liefde,
geloof, hoop en moed.
[2]
De tijd van ellende
gaat spoedig voorbij,
het lot zal Hij wenden
en keren het tij.
Hij nodigt ons, mensen,
tot zijn heerlijkheid:
rechtvaardige vrede
en raad op zijn tijd.
[3]
De vorst van de vrede,
gebaard in een grot
zal harten bevrijdend
verbinden met God.
De weg van genade
voert ons tot Gods troon.
Wij juichen en zingen
tot eer van Gods Zoon. |
|