[1]
Volzaal'ge ure van gebed,
Waarin ik uit der zorgen net
Mag naad'ren tot des Vaders troon,
Waar Hij mij wacht tot hulpbetoon;
Daar is voor mij steeds troost gereed,
In al mijn noden, angst en leed.
Heb dank, o Heer, dat Gij tot staf
De ure des gebeds mij gaf.
[2]
O troostvolle ure, bedestond.
Waarin mijn ziel uit diepste grond
Met dankbetoon en met smeekgebeên,
Met jubel en met rouwgeween,
Tot God, de Vader, naad'ren mocht,
Tot God, Die 't eerst mij heeft gezocht,
En meer en meer aan Zich mij bond
Door die volzaal'ge bedestond.
[3]
O uur van zoetheid, biddenstijd,
Gij, sabbat onder werk en strijd,
Blijf, wat mijn ziel hoopt of vreest,
Steeds vrede schenken aan mijn geest.
Tot ik, op Jezus' woord gereed
Met Zijn onsterf'lijkheid bekleed,
Gans rein in Hem van vlek en smet,
Ontwaak tot eeuwig dankgebed. |
|