[1]
Hoort gij niet de kreet uws harten:
Waar vind ik rust en vreê op aard,
Heling voor der ziele smarten,
Iets, geheel mijn liefde waard?
't Aardse kan die kreet niet stillen,
Noch der wereld schoonst genot;
't Harte zoekt vergeefs naar ruste,
Tot het die ruste vindt in God.
[chorus]
Zie, de Heiland wacht,
Pleit nog heden zacht:
"Ik leed en gaf 't leven voor u!
Ik red uit de nood,
Geef leven voor dood!"
Kom dan tot Jezus,
Hij wacht, wacht op U.
[2]
Toen ik kwam met schuldbelijden,
Nam mij de Heer zo vriend'lijk aan.
'k Wist niet, hoe Hij 't hart verblijdde,
Dat slechts achter Hem wil gaan.
'k Wist niet, dat Hij hier op aarde
Zulk een zoete vrede geeft,
En dat 't hart, dat Hem wil volgen,
Reeds zulk een zalig leven heeft.
[chorus]
Zie, de Heiland wacht,
Pleit nog heden zacht:
"Ik leed en gaf 't leven voor u!
Ik red uit de nood,
Geef leven voor dood!"
Kom dan tot Jezus,
Hij wacht, wacht op U.
[3]
O, waarom dan laat gij Jezus
Nog langer kloppend buiten staan?
Moet Hij andermaal vol droefheid,
En met smarte henengaan?
Heeft Hij tevergeefs geleden,
Telt gij Zijne tranen niet?
Blijft gij doof voor al Zijn kloppen,
En opent Hem uw harte niet?
[chorus]
Zie, de Heiland wacht,
Pleit nog heden zacht:
"Ik leed en gaf 't leven voor u!
Ik red uit de nood,
Geef leven voor dood!"
Kom dan tot Jezus,
Hij wacht, wacht op U |
|