[1]
Een Vriend is mijn Jezus, Die alles mij schenkt,
Een Vriend, Die mijn lijden verzacht;
Een Vriend, Die in liefde steeds aan mij gedenkt,
Mij zegent bij dag en bij nacht.
Zijn glimlach is zoet
En geeft mij steeds moed,
Zijn aanblik verdrijft alle vrees;
Waarom dan vervaard zijn, als droefheid mij naakt.
Met Jezus, een Vriend, zo volmaakt?
[chorus]
Een nimmer falend Vriend (bis)
Is Hij voor mij, zo rijk en vrij,
Tot redden steeds gezind,
Een nimmer falend Vriend, (bis)
Laat staan het kwaad en gij ook vindt,
Een nimmer falend Vriend.
[2]
De Vriend, Die ik vond, stelt een ieder gelijk,
Wat rang of wat stand hij ook zij,
Aan armen, aan rijken, gebonden of vrij!
Genade en vergif'nis schenkt Hij!
Ik zocht en ik vond mijn redder terstond;
Hij sprak: " 'k Heb, o zondaar, u lief";
En toen ik verrees uit mijn zonden en smart,
Ontving ik die Vriend in mijn hart.
[chorus]
Een nimmer falend Vriend (bis)
Is Hij voor mij, zo rijk en vrij,
Tot redden steeds gezind,
Een nimmer falend Vriend, (bis)
Laat staan het kwaad en gij ook vindt,
Een nimmer falend Vriend.
[3]
De Vriend, Die ik vond, leerde mij het geheim,
Hoe met vreugde te dragen het kruis;
Hij sprak: "Wees steeds rein en Ik zal voor u zijn
Een Gids naar het Vaderlijk huis."
Zijn dienst brengt rijk loon,
Na 't kruis wacht een kroon,
Voor Hem wil ik leven altijd,
't Is daarom aan 't kruis, dat ik vaster mij klem,
Om nooit weer te dwalen van Hem.
[chorus]
Een nimmer falend Vriend (bis)
Is Hij voor mij, zo rijk en vrij,
Tot redden steeds gezind,
Een nimmer falend Vriend, (bis)
Laat staan het kwaad en gij ook vindt,
Een nimmer falend Vriend |
|