669 Heilig, heilig, heilig

vorige pagina
[1]
Heilig, heilig, heilig,
Here God, Almachtig
Dankend en aanbiddend,
Zij U ons lied gewijd.
Heilig, heilig, heilig,
In genade krachtig,
Zijt Gij, O God,
In Uw drievuldigheid.
[2]
Heilig, heilig, heilig,
Wijl de zaal'gen juichen
Leggen zij hun kronen,
Voor Uwe voeten neer.
Eng'lenscharen brengen,
Wijl z' ootmoedig buigen
Voor U, die zijt,
En zijn zult al de eer.
[3]
Heilig, heilig, heilig,
Zijt G' omkleed met 't duister
opdat nooit een zondaar
U zien en sterven zou.
Groot is Uwe kracht
Uw majesteit en luister,
Onpeilbaar diep,
Uw goedheid, liefde en trouw.
[4]
Heilig, heilig, heilig,
Here God Almachtig,
Al Uw werken prijzen
Uw Naam vol heerlijkheid.
Heilig, heilig, heilig,
Liefd'rijk en waarachtig,
Zijt Gij, o God,
In Uw drievuldigheid.