[1]
O, huis van veler woning!
Wijd open staat uw poort,
Waar 't aangezicht der zaal'gen,
Door lichtglans is omgloord!
Hoe schitt'ren al uw zalen,
En die mocht binnengaan,
Voelt zich van zorg en smarte,
Van zonde en schuld ontdaan.
[chorus]
O, huis van veler woning!
Wijd open staat uw poort,
Waar 't aangezicht der zaal'gen,
Door lichtglans is omgloord.
[2]
O, huis van veler woning!
Hoe haakt mijn moede geest
Naar al die vrijgekochten,
Op 't hemels bruiloftsfeest.
Uw gouden zalen wenken
Uw paarlen poorte noodt,
Hoe zalig daar te wezen,
Waar zonde is noch dood.
[chorus]
O, huis van veler woning!
Wijd open staat uw poort,
Waar 't aangezicht der zaal'gen,
Door lichtglans is omgloord.
[3]
O, huis van veler woning!
Door mensen niet gemaakt;
Waar Jezus heerst als Koning,
Naar u mijn ziele haakt.
Straks daalt Gij uit de hemel
Van God op aarde neer;
Al 't schepsel en de schepping
Vermelden dan Zijn eer.
[chorus]
O, huis van veler woning!
Wijd open staat uw poort,
Waar 't aangezicht der zaal'gen,
Door lichtglans is omgloord |
|