[1]
Zie de held're sterre schijnen
over 't stil en slapend veld.
Met haar stralen als robijnen
wordt door haar iets groots verteld,
dat Gods kind, zo teer en rein,
hier op aard' gedaald moet zijn.
[2]
Hoor de blijde eng'lenzangen
met hun stemmen, fijn en zacht,
met een lied van 't hoogst verlangen,
waarop 't mensdom heeft gewacht,
dat Gods kind, zo teer en rein,
hier op aard' gedaald moet zijn.
[3]
Mensen, wil dit heil geloven,
't heil van deze stille nacht.
Laat de sterre nimmer doven,
die ons naar zijn stalle bracht,
waar Gods kind, zo teer en rein,
hier op aard' gedaald moet zijn. |
|