[1]
Zalig hij, die in dit leven
Een vergevend Vader heeft
Die, door liefd' en hoop verheven,
Steeds in dit vertrouwen leeft;
Dat Gods gunst, hem toegezeid,
Blijft en klimt in eeuwigheid.
[2]
Zalig hij, die in zijn sterven,
Een Ontfermer naast zich heeft;
Ja, hij zal de Hemel erven,
Wie de Rechter schuld vergeeft.
't Zalig rijk, voor hem bereid,
Staat en groeit in eeuwigheid.
[3]
Zalig zij, die Jezus eren,
En, verhoogd door Zijne kracht,
In Hem strijden, triumferen,
Stervend roepen: 't is volbracht!
Halleluja! juich o ziel,
Wie dit lot te beurte viel! |
|