[1]
O mijn vriend, waar gaat gij henen,
Blind'lings in deez' donk're nacht?
Aardse vreugd is ras verdwenen,
En de dood komt onverwacht!
Maar wie 's Heren stem wil horen,
Voert Hij door de duisternis
En de strijd, naar 't Morgengloren,
Waar geen nacht en dood meer is.
[2]
O mijn vriend, waar gaat gij henen,
Die der zonden keten bindt;
Want al spreekt gij ook van vrijheid,
't Is slechts schijn, die u verblindt!
Hoor toch naar des Heren machtwoord!
Hij biedt vrijheid u en rust.
Word een onderdaan des Konings
Dan wordt 't leven u een lust.
[3]
O mijn vriend, waar gaat gij henen,
's Vaders liefde noodt u teer!
Waak op uit der zonde doodsslaap,
Keer tot 't Huis des Vaders weer!
Haast u, 't is de laatste ure!
's Werelds Rechter is nabij.
Kies Hem heden nog als Redder,
Spoedig is uw tijd voorbij! |
|