[1]
Christus verscheen
in 't duister van de wereld.
De nacht der aarde
werd helder verlicht.
God kwam op aard',
Hij daalde van de hemel.
Die nacht vol waarde
werd stralend van licht.
[2]
De hemelboog werd
teken van Gods waarheid:
de eng'len kwamen
als een nachtgezicht.
[3]
Looft nu de Heer,
verheug u om Gods goedheid.
Die nacht, verdwijnt de nacht,
want God verschijnt.
Die nacht blijkt God met ons, Immanuël!
[4]
Christus werd mens
uit liefde tot de mensen.
Er was zo lang
op verlossing gewacht.
God deed gestand
veel meer dan men kon wensen.
Wat was beloofd
werd vervuld, ongedacht.
[5]
Het heil der wereld
daalde neer van boven.
De herders gingen
op naar Bethlehem.
[6]
Buigt u nu neer,
begin de Heer te loven.
Die nacht verdwijnt de nacht,
als God verschijnt.
Die nacht kwam Hij
bij ons, Immanuël!
[7]
Christus werd vlees;
als mens is Hij geboren.
Er was zo lang
uit verwachting geleefd.
Het kind der maagd,
Maria's grote wonder.
Zij had gehoorzaam
verwacht en beleefd.
[8]
De vrucht der schoot
heet Zoon der Allerhoogste.
De kracht van God
valt als een schaduw neer.
[9]
God sprak zijn Woord,
het Licht begint te oogsten.
Die nacht verdwijnt de nacht,
als God verschijnt.
Die nacht kwam Hij bij ons,
Immanuël! |
|