[1]
Wees gegroet, gij, Eersteling der dagen,
Morgen der verrijzenis!
Bij Wiens licht de macht der hel verslagen
En de dood vernietigd is!
Here Jezus, Trooster aller smarten!
Zon der wereld! schijn in onze harten.
Deel ons zelf de voorsmaak mee.
Van der zaal'gen sabbatsvreê!
[2]
Op Uw woord, o, Leven van ons leven!
Werpen wij het doodskleed af;
Door de kracht Uws Geestes uitgedreven,
Treden w' uit ons zondengraf;
Leer ons daag'lijks, leer ons duizendwerven,
In Uw kruisdood meêgekruisigd sterven,
En herboren, opgestaan,
Achter U ten hemel gaan!
[3]
In Uw hoede zijn wij wèl geborgen;
En, schoon eerlang 't oog ons breek',
Open gaat het op de grote morgen,
Na deez' aardse lijdensweek!
Welk een dag der ruste zal dat wezen,
Als w' onsterf'lijk, uit de dood verrezen,
Knielen voor Uw dankaltaar.
Amen, Jezus! maak het waar! |
|