[1]
Wie had er ooit een kind verwacht
als redder uit de zonde?
Wat klein is heeft God groot geacht,
de nacht werd licht bevonden.
Hoog, hoog aan God gelijk
was Jezus in zijn koninkrijk.
Laag, laag daalt Hij terneer
als Mensenzoon en redder.
[2]
Wie heeft er ooit een trog bedacht
als slaapplaats voor een koning?
Wie sliep er in een stal die nacht?
Is dat voor God een woning?
Hoog, hoog aan God gelijk
was Jezus in zijn koninkrijk.
Laag, laag daalt Hij terneer
als Mensenzoon en redder.
[3]
Wat was de oorzaak, wat de grond,
de reden van zijn komen?
Wij zijn de reden van die komst:
God heeft ons aangenomen!
Hoog, hoog aan God gelijk
was Jezus in zijn koninkrijk.
Laag, laag daalt Hij terneer
als Mensenzoon en redder. |
|