[1]
Zie, hoe de krachtige, milde en machtige
Zon der genade haar lichtglanzen spreidt.
'k Mag in die gouden schijn, Jezus, de Uwe zijn,
Met U verbonden tot in eeuwigheid
Mijn ganse leven wil ik U geven:
Mijn gaven en mijn krachten,
Ook mijn tijd en mijn goed.
Zij, Heiland, U en Uw dienst toegewijd.
[2]
Gij die Uw schapen weidt,
Aan frisse waat'ren leidt,
Gij, goede Herder, op wie 'k mij verlaat.
Ga mij in 't leven voor, en laat mij in Uw spoor,
Dan willig volgen, waar 't ook henen gaat,
'k Wil op U bouwen in stil vertrouwen,
De een'ge Weg ten leven, Zijt Gij, Jezus, alleen.
Leid m' aan Uw hand dan naar het Vaderhuis heen.
[3]
Zie ons in liefde aan; dat velen tot U gaan,
Heiland, in al hun ellende en nood.
Niets dan Uw kruis en pijn, kan ons tot balsem zijn,
Als wij eens staan voor de poort van de dood,
Gij hebt Uw leven voor ons gegeven.
Uw bloed alleen kan redden,
Maak ons, Heiland, bereid U te ontmoeten,
Straks in de heerlijkheid. |
|