[1]
Jezus Christus, onze Koning,
leeft in alle eeuwigheid,
en Hij heeft in 's Vaders woning
ons ook allen plaats bereid.
[chorus]
O, de hoogt' en lengt' en diepte
van Zijn liefde, zonder peil.
O, de volheid van verlossing,
onderpand van 't eeuwig heil.
[2]
In die schone hemelzalen
is geen krankheid meer noch pijn;
ook zal 't licht daar nimmer dalen,
want daar zal geen nacht meer zijn.
[3]
Scheiden heeft men niet te vrezen,
want daar sterven wij niet meer.
Eeuwig zullen wij daar wezen
met de Heiland, onze Heer.
[4]
Komt dan, juicht met ons te zamen
van het heil in 's Vaders Zoon;
dan wordt gij ook erfgenamen
en ontvangt na 't kruis een kroon. |
|