[1]
Geprezen zij de Heer
die eeuwig leeft.
Die vol ontferming ieder
troost en alle schuld vergeeft.
Die heel het aards gebeuren
vast in handen heeft.
[chorus]
Hem zij de glorie, want Hij die overwon,
zal nooit verlaten wat zijn hand begon.
Halleluja. Geprezen zij het Lam,
dat de schuld der wereld op Zich nam.
[2]
Verdreven is de schaduw
van de nacht.
En wie Hem wil aanvaarden
wordt eens veilig thuisgebracht.
Voor hem geldt ook dit wonder:
alles is volbracht.
[3]
Hij doet ons dankbaar
schouwen in het licht,
dat uitstraalt van het kruis,
dat eens voor ons werd opgericht.
En voor ons oog verrijst
een heerlijk vergezicht.
|
|