[1]
Het is niet waar,
dat Gij ons hebt verlaten,
Gij zijt niet ver
van ons vandaan gegaan.
[2]
En zelfs voor ons,
die U zo vaak vergaten
blijft elke dag
uw hart wijd open staan.
Blijft elke dag
uw hart wijd open staan.
[3]
Het is niet waar,
dat wij uw hand niet voelen
en dat wij tastend
door het donker gaan.
[4]
Gij weet nog vóór
ons spreken, ons bedoelen;
als wij alleen zijn
komt Gij naast ons staan.
Als wij alleen zijn
komt Gij naast ons staan.
[5]
Ons leven is toch
veilig in uw handen?
Het is toch waar,
dat Gij nog wond'ren doet?
[6]
Ook in ons hart
kunt Gij uw vlam doen branden.
Luid roept in ons
de stem, Heer, van uw bloed.
Luid roept in ons
de stem, Heer, van uw bloed.
[7]
Door onze handen
zegent Gij de mensen;
door onze mond
spreekt Gij uw troostend woord;
[8]
door onze daad
doorbreekt Gij alle grenzen;
door ons gebed
trekt G' overwinnend voort!
Door ons gebed
trekt G' overwinnend voort! |
|