[1]
Spreek mij van Jezus, mijn Heiland;
'k hoor toch zo graag naar zijn woord.
Nooit heeft mij iets op de aarde
ooit zo geboeid en bekoord.
Eens hebben engelenkoren
Gods werk aan herders verklaard.
"Ere zij God!" was te horen,
't heerlijke "Vrede op aard!'"
[2]
Spreek mij van Jezus, mijn Heiland;
'k hoor toch zo graag naar zijn woord.
Nooit heeft mij iets op de aarde
ooit zo geboeid en bekoord.
[3]
Spreek mij van Jezus, mijn Heiland,
hoe Hij ten zegen steeds was,
arme bedroefden vertroostte,
blinden en kreup'len genas;
hoe Hij de kind'ren verblijdde,
hong'rigen voedde met brood;
hoe Hij gebonden bevrijdde,
hielp, waar Hij kon, in de nood!
[4]
Spreek mij van Jezus, mijn Heiland,
'k hoor toch zo graag naar zijn woord.
Nimmer heeft iets op deze aarde,
ooit zo mijn wezen bekoord.
[5]
Spreek mij van Jezus, mijn Heiland,
hoe Hij met doornen gekroond,
gees'ling verdroeg, maar onschuldig,
wreed door het volk werd gehoond.
[6]
Zeg mij, hoe Hij heeft geleden,
toen Hij aan 't kruis voor mij stierf,
en mij de zaligste vrede
daar door zijn zoenbloed verwierf.
Spreek mij van Jezus, mijn Heiland,
'k hoor toch zo graag naar zijn woord.
Nimmer heeft iets op deze aarde,
ooit zo mijn wezen bekoord. |
|