[1]
Omdat hij Mij zeer bemint,
zal Ik hem bevrijden;
Ik zal hem beschutten,
omdat hij mijn naam kent.
Roept hij Mij aan,
Ik zal hem antwoord geven,
Ik zal in de benauwdheid
bij hem zijn,
Ik zal hem redden
en tot ere brengen.
Met lengte van dagen
zal Ik hem verzadigen,
en Ik zal hem mijn heil doen zien,
omdat hij Mij zeer bemint.
|
|