[1]
Scheur, Heer, de heem'len, scheur ze wijd
en treed uit uw verborgenheid!
't valt ons zo lang te wachten,
tot Gij zult tonen wie Gij zijt:
de Heiland der verachten.
[2]
Ja, scheur de heem'len en daal neer,
dat alle bergen beven, Heer,
die machtigen der aarde.
O God, verschijn als vuur, verteer
ze als rijshout zonder waarde.
[3]
Doe zo uw naam, waarin wij staan,
kennen aan wie in grootheidswaan
zich tegen U verheffen,
dat ieder volk van nu voortaan
voor U zijn plaats beseffe.
[4]
Daal neer, dat voor uw aangezicht
de bergen beven, houd gericht!
Waar zag men ooit verschijnen
een God als Gij zo stralend licht,
die intreedt voor de zijnen?
[5]
O God, Gij maakt het wachten goed!
Gij komt met vrede tegemoet
wie wandelt op uw wegen.
Wie vrolijk recht en waarheid doet
treedt Gij als Heiland tegen. |
|