112 Lied 112

Als Koning opgetreden

vorige pagina
[1]
Als Koning opgetreden
en heerser van 't heelal,
wees dan, o Heer, aanbeden
met lied'ren overal!
[2]
De lichten zijn ontstoken,
de liefde wordt gevierd,
het leven is ontloken,
de bruid heeft zich versierd.
[3]
Zo blakende van minne
in alle waardigheid:
het smetteloze linnen
van de rechtvaardigheid.
[4]
Het ongerepte leven
zo blinkende gekleed,
uit draden saamgeweven:
de daden die men deed.
[5]
De bruiloft is gekomen,
de tafel aangericht.
Vergeten zijn de dromen,
gedaan is het gericht.
[6]
En wat is ons geboden
aan deze blanke dis?
Die zelf het brood der broden,
de wijn der ranken is.
[7]
Hoe zalig die zich laven,
van vreugde dronken zijn!
Hij is de overgave,
hij wil geschonken zijn.
[8]
Hij is de wijn, de zoete,
die nimmermeer verschaalt,
het Lam dat voor ons boette
en dat nu zegepraalt.
[9]
O land van melk en honing,
o water dat ons wast!
Zo laat er in zijn woning
vrolijk zijn toegetast!