[1]
Gij die de ster van David zijt
en wijzen roept en dwazen leidt,
Gij hebt in duister U gewaagd
en naar de rechte weg gevraagd.
[2]
Gij die de Heer zijt en de Geest
die van de aanvang is geweest,
Gij hebt U onderworpen aan
de letter van ons voortbestaan.
[3]
Gij die de zin der schriften zijt,
Gods woord in alle eeuwigheid,
Gij hebt gehoorzaamheid geleerd,
een vuur van hoop heeft U verteerd.
[4]
O Zoon van God, ons aller hoofd,
gelijk een kind hebt Gij geloofd
en als een minnaar liefgehad
Jeruzalem uw moederstad. |
|