[1]
Hoort aan, gij die Gods kind'ren zijt:
der heem'len hoogste majesteit
verrees vandaag in heerlijkheid.
Halleluja.
[2]
De drie Maria 's daalden af
vroeg in de schemer naar het graf,
met zalf, waar elk haar liefde in gaf.
Halleluja.
[3]
Door Magdalena 's angstig woord
zijn twee discip'len aangespoord
en haastten ademloos zich voort.
Halleluja.
[4]
Johannes is over het veld
sneller dan Petrus voortgesneld,
om zelf te zien wat werd gemeld.
Halleluja.
[5]
De vrouwen, naar het graf gegaan,
zegde een witte engel aan,
dat nu de Heer was opgestaan.
Halleluja.
[6]
Aan de discipelen bijeen
was 't Christus zelve die verscheen
en vrede wenste als voorheen.
Halleluja.
[7]
't Bericht werd Thomas ook gedaan.
Hij hoorde het vol twijfel aan
dat Jezus zou zijn opgestaan.
Halleluja.
[8]
Zie, Thomas, mijn doorboorde zij,
mijn handen, voeten allebei,
en twijfel niet, geloof in Mij.
Halleluja.
[9]
De wond van spijker en van speer
zag hij en twijfelde niet meer,
maar stamelde: mijn God en Heer.
Halleluja.
[10]
Zalig wie niet getwijfeld heeft,
niet ziet en toch zich overgeeft,
zijn deel is dat hij eeuwig leeft.
Halleluja.
[11]
Wij vieren 't feest van Pasen weer,
en brengen alle lof en eer
aan onze opgestane Heer.
Halleluja.
[12]
Voor alles wat Hij heeft gedaan,
roepen wij God ootmoedig aan
nu onze Heer os opgestaan.
Halleluja. |
|