[1]
O Heer, geef elke dag uw brood,
vandaag heb ik genoeg.
Ook morgen kent U, Heer, mijn nood
en geeft wat ik behoef.
[2]
Op aarde zijn wij disgenoot,
voor allen is genoeg.
God is geen god van hongersnood.
Hij geeft verantwoord goed.
[3]
En als dan God in bruikleen geeft
de gaven van zijn grond,
dat elke dag mijn hart beleeft:
God kent mijn maag en mond!
[4]
O Heer, geef elke dag weer brood,
genoeg is ons genoeg.
U geeft bij ieder morgenrood
waar men om zegen vroeg. |
|