278 Lied 278

Dag des oordeels, dag des Heren.

vorige pagina
[1]
Dag des oordeels, dag des Heren.
Alles zal tot as verteren,
zoals de profeten leren.
[2]
Dag van schrik die aan zal breken
als de Rechter recht zal spreken
en het kwaad op aarde wreken.
[3]
De bazuinen zullen schallen
door het dodenrijk en allen
voor de troon terneer doen vallen.
[4]
Dood en schepping zullen beven
als de mens verrijst ten leven,
als hij rekenschap moet geven.
[5]
En dan wordt het boek gelezen
en de wereld wacht vol vrezen
hoe het vonnis wordt gewezen.
[6]
Is de Rechter dan gezeten,
dan zal Hij 't verborg'ne weten,
alle straf wordt toegemeten.
[7]
Waar moet ik dan van gewagen?
Welke helper moet ik vragen?
Niemand kan uw oordeel dragen.
[8]
Koning in verschrikking tronend,
en toch mild de schuld verschonend,
red mij, mij uw trouw betonend.
[9]
Jezus, heb toch medelijden,
denk, hoe Gij voor mij moest lijden.
Sta mij op die dag terzijde.
[10]
Die, mij zoekend, zijt gebonden,
mij verlost hebt van mijn zonden,
zijn dan tevergeefs uw wonden?
[11]
Grote Rechter van de wrake,
laat mij uw vergeving smaken
voor Gij 't vonnis op zult maken.
[12]
Schuldig ben ik aan het kwade,
rood van schaamte om mijn daden.
God, ik smeek U, schenk genade.
[13]
Die Maria hebt vergeven
en de moord'naar schonkt het leven,
mij ook hebt Gij hoop gegeven.
[14]
Houd mij mijn gebed ten goede.
Wil, Getrouwe, voor het woeden
van het helse vuur mij hoeden.
[15]
Wil mij met uw schapen weiden,
en mij van de bokken scheiden,
mij ter rechterzijde leiden.
[16]
Gaan de zondaars eens verloren,
is hun 't helse vuur beschoren,
roep mij uit als uitverkoren.
[17]
Hoor, ik roep in angstig klagen,
't hart verbrijzeld en verslagen,
red mij op die dag der dagen