[1]
Niet als een storm, als een vloed,
niet als een bijl aan de wortel
komen de woorden van God,
niet als een schot in het hart.
[2]
Maar als een glimp van de zon
een groene twijg in de winter,
dorstig en hard deze grond
zo is het koninkrijk Gods.
[3]
Stem die de stilte niet breekt
woord als een knecht in de wereld
naam zonder klank zonder macht
vreemdeling zonder geslacht.
[4]
Kinderen armen van geest
mensen gelouterd tot vrede
horen de naam in hun hart
dragen het woord in hun vlees.
[5]
Blinden herkennen de hand
dovemansoren verstaan hem
zalig de man die gelooft
zalig de boom aan de bron.
[6]
Niet in het graf van voorbij
niet in een tempel van dromen
hier in ons midden is Hij
hier in de schaduw der hoop.
[7]
Hier in dit stervend bestaan
wordt Hij voor ons geloofwaardig
worden wij mensen van God,
liefde op leven en dood. |
|