[1]
Heer Jezus, Gij die als een kind
geboren werd en zijt bemind,
opdat wij niet in eigenwaan
voorgoed verloren zouden gaan,
[2]
Gij hebt de kinderen niet veracht,
die men gelovig tot U bracht,
maar hun de handen opgelegd
en hen omvangen en gezegd:
[3]
'Mensen, laat overal vandaan
de kinderen vrij tot mij gaan;
weerhoudt ze niet, want arm of rijk.
derzulken is het hemelrijk'.
[4]
Wij bidden U, o trouwe Heer,
zie in genade op hen neer;
wees met hen in de aardse strijd,
wees met uw hele christenheid.
[5]
Stel toch uw sterke eng'len om
hen heen, zij zijn uw eigendom,
en houd uw hand nu en voortaan
zegenend over hun bestaan.
[6]
Zegen hen in hun groei, o Heer,
en laat ze leven tot uw eer,
godzalig hier in deze tijd
en eenmaal in de eeuwigheid. |
|