28 Heer, mijn rots, ik roep tot U

vorige pagina
[1]
Heer, mijn rots, ik roep tot U,
wees niet doof voor mij.
Keer niet om, maar hoor mij nu,
maak van angst mij vrij.
Als U zwijgt, dan ben ik Heer
als een dode; ik keer weer
tot de aarde en daal neer.
Maak van 't graf mij vrij!
[2]
Luister toch hoe ik U smeek,
luid weerklinkt mijn klacht.
Zie hoe ik mijn hand opsteek
naar uw tempelpracht.
Straf mij niet, Heer, met de dood
als een mens, die U verstoot,
vol bedrog en leugen groot
in zijn zondenacht.
[3]
Geef ze hun verdiende loon;
straf hen voor het kwaad.
Laat hen boeten en beloon
elke schandedaad.
Zij slaan op uw werk geen acht,
kennen niet uw wondermacht.
Breek hen, Here, door uw kracht
die hen vallen laat.
[4]
Prijs God, Hij heeft mij gehoord
toen 'k om hulp Hem riep.
Hij 's mijn kracht en schild; mijn woord
prijst Hem en mijn lied.
Heel mijn hart getuigt vol vreugd';
door Gods hulp ben ik verheugd
om zijn werk, dat elk zich heugt.
God verlaat mij niet!
[5]
Aan zijn volk geeft God de kracht,
op de bres staat Hij
voor zijn vorst, gezalfd met macht.
God, maak Isr'el vrij!
Maak uw volk welvarend Heer,
weid hen, leid hen keer op keer
en draag zorg voor hen steeds weer.
Maak hen eeuwig blij!