[1]
God, die leven
hebt gegeven
in der aarde schoot,
alle vrucht der velden
moeten we U vergelden,
dank voor 't daag'lijks brood.
[2]
Niet voor schuren,
die niet duren,
gaaft Gij vruchtbaarheid,
maar opdat op aarde,
in uw goede gaarde,
niemand honger lijdt.
[3]
Maar wij rijken,
ach, wij blijken
hard en onverstoord.
Open onze oren,
Heer, opdat wij horen
't roepen aan de poort.
[4]
Wil dan geven,
dat ons leven
zelf ook vruchtbaar zij.
Laat in goede daden
't woord van uw genade
opgaan, sterk en vrij. |
|