[1]
O Heer mijn God, ook deze nacht
zij lof en eer U toegebracht
omdat Gij dag en duister schept
en ons het licht gegeven hebt.
[2]
Om Christus' wil doe mij niet aan
het kwaad dat ik U heb gedaan,
veeleer vergeef mij, Heer, en geef
dat ik voortaan in vrede leef.
[3]
Neem mij de last van doodsangst af,
dat ik te ruste ga in 't graf.
Leer mij te sterven dat ik mag
vrolijk verrijzen op uw dag.
[4]
Is deze arbeidsdag voorbij,
dat mij de slaap een balsem zij.
Dan zal ik zijn in 't nieuwe licht
als een die graag zijn dienst verricht.
[5]
Wanneer mij slapeloosheid kwelt,
geef dat uw Geest mij vergezelt.
Laat mij niet raken in de macht
der boze geesten van de nacht.
[6]
De dromen gaan hun eigen weg,
neem Gij hun duister dreigen weg.
Verjaag de wolven van uw schaap,
want ik ben weerloos als ik slaap.
[7]
Looft God de Heer die eeuwig leeft,
alles uit niets geschapen heeft,
die ons tot aan zijn dag behoedt
en onze ogen opendoet! |
|