[1]
Leden van het hemels hof,
prijst Gods hemelsbrede kracht.
Zingt uw Heer nu passend lof,
juicht eerbiedig om zijn pracht!
Want de Heilige verschijnt.
De natuur wordt plechtig stil.
Elke brute macht verdwijnt,
voegt zich zwijgend naar zijn wil.
[2]
Machtig dreunt des Heren stem
over water wijd en zijd.
Ook de donder spreekt van Hem.
Machtig is zijn majesteit.
In 't gebulder van de zee
als de stem van God weerklinkt
nemen golven machten mee:
al de trotse macht verzinkt.
[3]
Krachtig is des Heren stem.
't Woord van God heeft overwicht!
Door de scheppingsmacht van Hem
splijten ceders vederlicht.
Bergen springen angstig hoog,
trillend als het jonge vee.
Wonder aan de hemelhoog:
zelfs de bliksem gaat in twee!
[4]
Steppen beven door zijn stem.
Hinden kalven onverwacht.
Door het stemgeluid van Hem
baren geiten nageslacht.
Ook de stammen in het woud
buigen zich ontschorst temeer.
In 't paleis zegt jong en oud:
Looft de koning, onze Heer!
[5]
Op de zondvloed troont de Heer.
Hij is koning voor altijd.
Eeuwig troont Hij tot zijn eer,
heerser tot in eeuwigheid.
Aan zijn kind'ren geeft God moed.
Heel zijn volk ervaart zijn kracht.
Door zijn zegen komt het goed:
vrede, waarop ieder wacht! |
|