433 Lied 433

Al ruisen alle wouden

vorige pagina
[1]
Al ruisen alle wouden,
al bruist het wilde meer,
al beeft het al van donder,
al straalt de bliksem neer,
mijn hart blijft zonder vrezen
in zijn wezen.
[2]
Het kan ons niet verschrikken,
al wat van buiten woelt,
wanneer men maar van binnen
de schoonste ruste voelt:
die schoonste rust van binnen
kan 't verwinnen.
[3]
Als Jezus zich in 't harte
te ruste heeft gezet,
laat eens een onweer komen,
dat deze rust belet:
al 't kwaad versmelt in vrezen
voor zijn wezen.
[4]
O mensen, woudt gij leren,
waarin uw heil bestaat?
't Is hierin, dat gij weelde
en aardse rijkdom haat,
en dat gij tracht te winnen
rust van binnen.